Zeevaarders


We kenden de sterke verhalen, de
uitgesleten wonderen in steen.

We streelden de rotsen en keken terug
op een verdronken leven.

Gooiden een kiezel in zee, en nog één,
noemden het een daad, wat overdreven was.

We aten zeefruit in een etablissement met
slagroom en een parasolletje. Later, in de
grootste schelp van de wereld stak je die
in mijn haar.

Terwijl wij buitengaats dreven vroeg je mij
voor het leven. Natuurlijk zei ik ja.

Reacties