Over dode stokken en stom toeval

Laatst liep ik door de Intratuin. Dit is een onderneming waarbij je eigenlijk brood en koffie mee moet nemen omdat je door een kilometerslang padenstelsel wordt geleid. Je weet: er is een begin, er moet dus ook een eind zijn, maar gaandeweg de excursie ga je toch twijfelen. Het is als de Ikea, maar dan sjok je in plaats van Billy’s langs rijen begonia’s, irrigatiekalk* en plastic reuzenkikkers.

Ik passeerde de afdeling ‘decoratietakken’ en herkende het fenomeen direct. Vaak nam ik na een boswandeling een gevonden stok mee naar huis. Omdat deze op een slang leek, een komodovaraan, een paard of gewoon, op een stok. Ik kerfde er iets in, was een paar seconden heel tevreden met de situatie en legde het ding bij thuiskomst in de tuin of vensterbank. Soms vroeg iemand ernaar, meestal als het gesprek haperde en er verder niets meer te bedenken viel. Ik vertelde dan uitvoerig over die fijne dag in het bos. De dag had elke keer een ander verloop naar gelang mijn stemming. De ene keer roemde ik de grilligheid van de boomtakken, de andere keer de regenwolken die als volle taxi’s door het luchtruim joegen. Heel soms vertelde ik dat ik die nacht ervoor een droom had gehad waarin mensapen met katapulten de reus Goliath naspeelden, maar dat was enkel om de visite op het verkeerde been te zetten.

Wat ik er ook van maakte, de stok bleef altijd dezelfde. Bij elk verhaal had hij bijvoorbeeld die kromming op het eind die zo kenmerkend voor hem was, als een handvat, een nors dierenhoofd. Gedurende de seizoenen hield hij dezelfde lengte en zelfs zijn geur bleef onveranderd mottig. Door de verhalen ging de stok een beetje leven. Hij bewoog nooit en kende uiteraard geen gedachtenbeslommeringen, hij bestond enkel in het feit dat er over hem gesproken werd, maar soms is dat voldoende. Voor een gemiddeld mens is dat al meer dan hij mag verwachten, voor sommigen zelfs het hoogst haalbare en voor een eenvoudige stok gaat zo’n scenario natuurlijk alle grenzen te buiten. Hier moet men niets achter zoeken, hoor. Er was slechts toeval in het spel, ik denk niet dat er op de dagen dat ik een stok vond sprake was van enige vorm van synchroniciteit. Het zou wel mooi zijn natuurlijk en het zou wat zin geven aan een verder nutteloos bestaan maar ik waag me er niet aan. Niet in dit verhaal.

Terug naar Intratuin. De stokken waren schoongewassen en lagen bleek in bosjes te wachten tot iemand ze zou meenemen. Er hing een bord: 99,9% afgeprijsd! Laatste kans! Stunt! Maar niemand nam ze mee. Het zou kunnen dat ze bij Intratuin hier hun hoofden over breken, maar ik begrijp dat best. Het zijn dode stokken. Ze zullen nooit een haperend gesprek redden. Nooit zal zo’n stok voorkomen in een verhaaltje samen met, laten we zeggen, het begrip synchroniciteit. Ja, nu even, maar dat is toeval.


*‘irrigatiekalk’ bestaat niet


Reacties