De poëzie heeft ballen, street credibility (en wijsheid) nodig

"Gestapelde verbazing over de wereld om je heen, of verveling alleen is niet genoeg."

Het stoort me al een tijd. Nee, ik begin te netjes. Ik moet het maar gewoon eens durven zeggen, dat lucht op. Ik val gelijk met de deur in huis, dan hebben we het gehad: 

Ik ben de flauwe, keurige, verantwoorde maniertjespoëzie spuugzat!

Vooral meisjes zijn er goed in. De jonge dichteressen. Het gedreutel, het verbaasde omhoog kijken, de kabouters, de ijle luchten, de voetstapjes in de sneeuw. De er-is-niks-aan-de-hand-poëzie. Hutselknutselpoëzie. Met om de zoveel zinnen een Bibelebontse berg of een absurde aandoening die doet vermoeden dat de dichteres haar gedichten schrijft met de medische encyclopedie op schoot. Wreveljeuk, krijg ik er van. Het is stomvervelend, makkelijk en saai. 

‘Maar jij schrijft ook over kabouters,’ zei laatst een dichter tegen mij. ‘Ja,’ antwoordde ik, ‘maar die zijn dood of liggen vloekend en genummerd onder de grond. Dat is toch een nuanceverschil.'

Hetzelfde geldt natuurlijk voor flauwe jongenspoëzie, al ligt het zwaartepunt daar meestal niet bij de gespeelde verbazing maar bij de geëxalteerde verveling. Deze dichter heeft zogenaamd alles al gezien, verbaast zich nergens meer over en weet het allemaal wel. Het is kut. Morgen is het waarschijnlijk nog kutter en gisteren was het ook al niks. Vaak worden de gedichten monotoon voorgedragen. Bij het lezen/aanhoren van dit soort poëzie moet ik nogal eens de neiging onderdrukken om de desbetreffende  dichter een tijdje op de kop te zetten en net zolang door elkaar te schudden tot de maniertjes vanzelf uit zijn hoofd vallen. Als een sneeuwbol die je omdraait en dat het dan ineens winter is. Zo’n ouderwets krakende winter zonder comfortabele doorzonwereld waarin je kunt schuilen achter je designradiator. 

Misschien hebben de meisjes en jongens van de flauwe poëzie gewoon nog niet zoveel meegemaakt, en dat geeft niks, maar ga dan eerst een paar jaar léven, lezen, oefenen in schrijven. Of ga wat anders doen. Gestapelde verbazing over de wereld om je heen, of verveling alléén is namelijk niet genoeg. Poëzie is een proces van langdurig botten en knotten, van destillatie, indikking, rijping, tot er schimmelculturen ontstaan. Nare luchtjes. Poëzie heeft tijd nodig om door te dringen tot de vuige kern, het smerige dat bij de randjes leeft, waar het kiert, broeit en schmiert. Zonder academische benadering, zonder compromissen. Poëzie hoort op straat. Waar alles kan worden gezegd. De wereld om ons heen is al vergeven van mensen, televisieprogramma’s en Facebook accounts die zich beter en mooier voordoen dan ze zijn. Een wereld waarin mode regeert, de waan van de dag, poses, glijgladde porno, social media en neptieten. Poëzie zou bij uitstek een medium kunnen zijn waar de rauwe werkelijkheid zijn grijnzende smoel laat zien. Niks geen beleefde mannen en vrouwen onder elkaar die met de pink omhoog hun brave en knap geconstrueerde versjes declameren. Goede poëzie wil vloeken en janken op een vuilnisbelt onder een bleke maan, schrijnen, bijten, ik zou bijna zeggen, een spiegel van de wereld zijn, als dat niet zo verdomde aanstellerig klonk.

Bottomline is dat ik de poëzie zonder ballen zat ben. Het gefleem, de zachte handschoentjes, het geschuifel in de gang. Het moest maar es gaan donderen, knetteren, gaan stomen in die letteren. Weg uit de gepoederde salons, hup, de straat op. Dwars door de drek. En als je eigen modderpoel niet diep of smerig genoeg is, ga je maar aan de rand van die van een ander zitten, zo eentje die meurt en afgeeft. Voor schrijven is lef vereist, niet bang zijn om vieze handen te maken, nooit bang zijn. 

En nee, ik noem geen namen, dat moeten recensenten maar doen. Ik bespeur enkel een tendens. Verder zou ik uitgevers willen oproepen zich niet alleen te focussen op jonge knappe jongens-en-meisjesdichters, maar ook op de meer gelauwerde, ervaren poëten. Ik vernam een tijd geleden van iemand uit 'het literaire wereldje' dat er sinds de crisis in boekenland nogal wat oudere en ervaren dichters uit poëziefondsen (van grote uitgevers) zijn geknikkerd omdat ze niet jong en hip genoeg zouden zijn, en dat lijkt me geen goede zaak. Laat de poëzie in godsnaam over aan dichters die daadwerkelijk wat te zeggen hebben, ongeacht hun leeftijd, geslacht of hipster credibility. Street credibility, levenswijsheid en boven alles kwaliteit. Dáár zou het om moeten gaan. 

Reacties

  1. Niet een spiegel, maar de wereld zijn

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Raak.
    'Wie zich aan eigen pootjes ophangt
    wordt niet het zwijn dat hij zich waant.'

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Er is geen tendens. Van tijd tot tijd staan er dichters op die roepen dat "de poëzie" niet deugt en dat het allemaal anders moet. Dit is van alle tijden. De dichters in kwestie zijn meestal dichters die op meer erkenning hadden gehoopt, maar de drijfveer doet er niet toe. Wat er toe doet is dat poëzie níets moet. Nooit.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Pracht stuk, Johanna! Denk er precies zo over!

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Het is mooi om weer eens tegen de blote schenen te trappen van 'het populaire', maar ik heb de indruk dat de schenen in dit geval eigenlijk behoren tot een ander, namelijk de academische poëzie die wordt gebezigd door zo'n beetje iedereen die van een schrijversvakschool afrolt.

    In poëzie moet inderdaad niks, maar uitgeverijen laten het wel erg afweten. Een toch al kwetsbaar medium wordt volkomen geridiculiseerd door zo'n nadruk op het uiterlijk en zo weinig op de zeggingskracht. Het is niet alsof mooie dichters echt beter verkopen dan oude kreukelkoppen met schompige tieten.

    Van mij hoeft een dichter niet te voldoen aan Johanna's eisen van smerigheid, maar het zou mooi zijn als er in ieder geval iets eigens wordt gebracht, een eigen standpunt. Niet alleen over wat dichten is, maar ook over de positie van een mens tussen mensen. Van de dichter tussen de mensen. Niet alleen van een dichter tussen dichters. Ervaring is een pre, zeggen ze toch altijd bij een advertentie voor een baan? Weg met de school, weg met de opleiding tot dichter!

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Zelf schreef ik uit een soortgelijke frustratie dit;

    Ik word er zo doodmoe van soms. Kunst en mensen, opeens als mensen de vijftig gepasseerd zijn, dan gaat men zich verdiepen in kunst. En dan niet de avant-garde maar alle kunst, is prima. Waar men anders in het leven veel kritische noten op zijn zang heeft, is dan opeens voorbij. Men schildert, verft en kleit erop los, en men denkt al gauw, door vriend en vijand toegejuicht, dat men de schoonste kunstenaar in de wereld is. En niet gehinderd door enig historische kennis ploegt men voort. Met name de van vrouwelijke kunne, de dames van de tandarts, de makelaar, verzinnen een ateliertje, een echte schildersezel, geld speelt geen enkele rol, schat en elk spatje verf van jou is gaaf. Of probeert men na de schildercursus een Henk Helmantel, de gronings knauwende millionair, na te doen. Terwijl Helmantel juist als een verwaarloosbare factor in de Nederlandse beeldende kunst beschouwing geldt, zijn geschilderde potjes en pannetjes snel vervelen en z’n van Saenredam gepikte kerkinterieurs niet meer dan als achterhaalde clichés zijn. De geschilderde plaatjes van de zwaar gelovige Helmantel is kunst voor EO leden en andere onwetenden. Echt net een foto, zo echt, zo realistisch.... zegt de familie dan. Maar men weet niet of beseft zelfs niet dat Henk Helmantel juist behoort bij de broodschilders, ambachtsschilders, de trucage en zeker niet bij de avant-garde Kunst behoort. De avant-garde is vernieuwend en verrijkend, de warme-broodjes-kunst juist niet. Niet voor niets worden er landelijk jaarlijks duizenden enthousiaste studenten afgewezen bij een toelatingsexamen Academie voor Beeldende Kunsten, en eenmaal aangenomen leer je pas wat je waard bent. Het is hard werken op de academie, en je selecteert je zelf en anderen. Maar daar storen deze zelfbenoemde kunstenaars zich niet aan, een aquarelcursusje is goed genoeg, en men leeft op van alle verfstreken en spatten en dan ook nog gerustgesteld door alle aanmoedigingen van de eigen familie en vrindenkring verven ze voort.


    Op naar de Kunst & Kitsch tiendaagse..zonder ballotage...

    Nb
    een middagje bij Helmantel op het groningse platteland, kost u €7.50 , met een kopje oploskoffie, en een droog kadetje.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Dat is tekst
    Dat leeft
    Facebook
    Hans Bakker Opmeer
    Of
    Hans Bakker Bromsnor

    BeantwoordenVerwijderen
  8. ik kan niet zoveel vrees ik met al die metaforen van de rauwe, authentieke poëzie. Dat het moet hagelen en klotsen in een gedicht. Dat poëzie "ballen" moet hebben en de afrekening moet zijn met een doorleefd verleden. Ik snap wat je wil zeggen maar het kan ook een categorical mistake zijn. De vorm en het rauwe woordgebruik van het gedicht staan niet garant voor de intentie van de dichter, toch? Maniertjes zijn een symptoom van doodgeboren poëzie, maar ik zou het niet aandurven dichtertjes te betichten van ondoorleefde hutselknutselpoëzie alleen omdat ik wat maniertjes in hun kutgediggies heb herkend.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten