Dood te koop (der Tod ist ein Meister aus Deutschland)


Vier weken geleden lag ik bij mijn huisarts op de behandeltafel. Mijn buik stak pront omhoog en als je niet beter wist zou je denken dat ik (op mijn 47e, jawel) in blijde verwachting was. De dokter voelde, keek zorgelijk en zei dat er een myoom in mijn buik zat ter grootte van een meloen. Vijftien centimeter in diameter en twee kilo zwaar. Hoe lang ik hier al mee rondliep, godbetert. Ik antwoordde dat hij in korte tijd heel groot was geworden. En dat mijn kekke jurkjes ineens niet meer zo kek stonden omdat mijn buik er nog amper inpaste. 
‘Myomen zijn eigenlijk altijd goedaardig,’ zei mijn huisarts.           
‘Het komt maar zelden voor dat ze kwaadaardig worden.’ 
‘Hoe weet je of een myoom kwaadaardig is?’ vroeg ik timide.
‘Als ze in korte tijd heel snel groeien.’

Het is gek, maar ik stelde mezelf al jaren voor hoe zo'n ‘slechtnieuwsgesprek’ zou gaan. Dan zag ik mezelf in gedachten bij de dokter zitten bijvoorbeeld, terwijl ik ondertussen gewoon in de rij bij de appie stond, met een mandje vol boodschappen in mijn hand. Hoe zou ik reageren? Koelbloedig? Paniekerig? Zou ik janken? Tss, nee, dat laatste zeker niet.

In de auto barstte ik in een kort en heftig janken uit. Het klonk vreemd. Een onbekend soort janken was het en ondanks de paniek bestudeerde ik mezelf als een antropoloog die zojuist een nieuwe stam had ontdekt. Koelbloedig. Ik belde mijn geliefde en hoorde aan zijn stem dat het allemaal zeer echt was wat er gebeurde. Er had een heus slechtnieuwsgesprek plaatsgevonden en er was een gerede kans dat er kwaadaardigheid in mij groeide. In de rij bij de appie had de hoofdpersoon in mijn ‘slechtnieuwsgesprek-scenario’ nooit jankend op de parkeerplaats van de dokter gestaan. Tegen die tijd stond ik namelijk allang mijn boodschappen op de band te laden, of zocht ik mijn bonuskaart.
      ‘Joehoe,’ riep ik naar boven, ‘er is een fout gemaakt, jongens hallo, dit komt niet goed uit. Ik heb kinderen die mij nodig hebben, een boek dat af moet, heb net drie jaar geleden de liefde van mijn leven gevonden en nog nooit een literaire prijs ontvangen. Om maar iets te noemen.'

Thuis bestelde ik kordaat vijf potten voedingssupplementen op internet die mijn myoom moesten doen laten slinken en besloot een hormonenvrij dieet te gaan volgen. Controle wilde ik. Mijn lichaam moest weten wie hier de baas was. Wat nou kwaadaardig. Ik was verdomme al twee keer eerder bijna de pijp uit gegaan, overleefde de meest rare shit en joeg al jaren -ondanks een serieus bloedstollingsprobleem dat ervoor zorgt dat mijn bloedvaten als kloppende tijdbommen door mijn lichaam lopen -  als een snelheidsduivel met ware doodsverachting over ’s Heeren wegen. En dan zou Joep Meloen hier, die nota bene net kwam kijken, de boel even komen verzieken. Echt niet. Dus stopte ik met het eten van suiker, zuivel, rood vlees en tarwe, viel kilo’s af (zodat mijn myoom nog zichtbaarder werd) at alleen nog maar biologisch en vertelde mijzelf tig keer per dag in de spiegel dat ik de baas was, hiero. Ik. Als in IK dus. Verder ging ik als een dolle mijn huis uitmesten en zette alles wat overbodig was op Marktplaats, waaronder een oude Duitse Meister naaimachine uit 1970.

Intussen wachtte ik gelaten de echo (die pas over drie en een halve week zou plaatsvinden) af, vertelde slechts een handjevol mensen wat er gaande was en schreef als een bezetene verder aan Radio Mölköl, mijn boek in wording waarin –hoe wrang-  een verborgen radiozenddorp op de heide wordt blootgesteld aan straling die onder de bevolking kanker veroorzaakt. Het deed me denken aan Mahler die twee kinderen verloor na het schrijven van zijn Kindertotenlieder. Zou je die dingen dan toch over jezelf afroepen? Bestond er niet zoiets als ‘onschuldig schrijven’? 

Nadat ik van de eerste schrik was bekomen begon ik mijn toestand te relativeren. Het zou allemaal wel meevallen. Ik googelde me een ongeluk. Het mooie van internet is, je kunt er alles vinden. Bewijs voor het bestaan van buitenaards leven? Wordt voor gezorgd. Chemtrails? Graancirkels? Talloze sites met schreeuwende hoofdletters en zinnen die als langgerekte panoramafoto’s je beeldscherm vullen, staven jouw vermoedens. ZE BESTAAN! ECHT WAAR! Zo ook positieve prognoses voor baarmoederkanker. Ik leerde er bijvoorbeeld dat de baarmoeder van Evelien uit Tuitjehorn eruit zag alsof hij ‘een voetbal had ingeslikt’. Wekenlang had Evelien in spanning gezeten (Net als ik! Net als ik!), snelgroeiende tumoren waren tenslotte vaak kwaadaardig, maar het was uiteindelijk toch goed gebleken. Een uur later daarentegen vond ik een bericht van Wendy, die met zo’n zelfde bal in haar buik zat en nog een maand te leven had. Tja.

Soms deed ik onverwachte dingen. Zo riep ik tijdens het stofzuigen bijvoorbeeld een keer heel hard ‘Ik wil niet dood!’ Daar schrok ik van. Zou ik gek worden? Ik zie vaak dingen die er niet zijn. Muizen, ratten, spinnen die over muren rennen, Jezus of Maria tegen een helblauwe lucht, ik draai er mijn hand niet voor om, maar nooit eerder riép ik dingen, zomaar uit het niets.

Er was ook geruststelling. Na mijn bezoek aan de dokter droomde ik over een diep en donker bos. De lucht was er vochtig, mossig en rook kruidig, als een beginnende herfst. Aan weerskanten van de keurig aangeharkte paden lagen herten te slapen. Als ik langsliep keken ze op, knikten me gemoedelijk toe en gingen weer verder slapen. Allen waren misvormd. Herten met hamerhaaihoofden, voetbalbuiken, slangenstaarten. Hun vachtjes en ogen echter waren zacht en levend. 

Op Vrouwendag zat ik met mijn geliefde, meneer K, in de wachtkamer van de gynaecoloog voor De Echo. Mijn telefoon bliepte. Er meldde zich een koper voor de naaimachine die ik al weken op Marktplaats had staan, de oude Meister uit 1970. Toen ik dit aan meneer K vertelde reageerde hij zeer opgetogen. Voordat ik kon vragen waarom werd ik opgeroepen en rende ik de behandelkamer binnen. Eindelijk zou ik te horen krijgen dat alles goed kwam. Want dat het goed kwam wist ik zeker. De gynaecoloog keek in mijn dossier en las hardop de afmetingen van mijn myoom voor. Ze keek zorgelijk en zei dat een myoom van dit formaat eigenlijk altijd kwaadaardig was. En dat er dus snel een MRI moest worden gemaakt. Ik zou dan ook geopereerd moeten worden, maar hoe moest dat met mijn bloedstollingsprobleem? Bij eerdere ingrepen was ik in een shock geraakt vanwege overmatig bloedverlies. Kortom, alle steigers die ik in de afgelopen weken zorgvuldig rond mijn ‘hoop op een goede afloop’ had opgebouwd flikkerden tegelijkertijd omver. Okay, dit was het dan. Tabee, toedeledokie. Verkeerd gegokt, jammer dan, helaas, pindakaas.

Toen kwam er een echo. Er ging blauwe gel in een condoom, of ik allergisch voor latex was? Nee. Er ging een staafding in mij, niet schrikken, nee, natuurlijk niet, ik ben wel wat gewend, schiet nou maar op. Een hoop gefrut, gedraai en een oorverdovende stilte op het ernstig zoemen van het echoapparaat na. Boven mijn hoofd hing een scherm. Ik keek recht mijn baarmoeder in. Joep leek op een inktvis. De gynaecoloog legde uit dat een kwaadaardige tumor vlekkerig was. Ik zag geen vlekken. Daarna wel honderd. Mijn hart begaf het bijna. Toen, na een eindeloos durende minuut de verlossende woorden: ‘Het is goed.’

Het hele behandelplan is aan mij voorbij gegaan. Opereren, medicijnen, hormonen, embolisatie, geluidsgolven, ik vond alles best. Desnoods bleef Joep zitten waar die zat. Wat kon mij het het schelen. Ik ging niet dood. Ik zou volgend jaar gewoon voor de 49e keer jarig worden, nog honderd keer naar Berlijn gaan, genieten van mijn kinderen, kleinkinderen en de liefde van mijn leven. De laatste vijf hoofdstukken van mijn boek afschrijven en alle literaire prijzen van de wereld winnen (in your dreams, baby). De print van de echo kreeg ik mee ‘voor boven de bank’. Stralend, alsof het een vier maanden oud babywonder was, liet ik Joep aan meneer K zien. De mensen in de wachtkamer lachten vertederd. Altijd mooi, nieuw leven.

In de auto legde meneer K uit waarom hij zo blij werd toen bleek dat iemand de Meister naaimachine -juist op dat cruciale tijdstip-wilde kopen. Elke keer als hij dat kreng zag staan moest hij denken aan de ‘Todesfuge’, het gedicht van Paul Celan waarin de zin: ‘Der Tod ist ein Meister aus Deutschland’ meerdere malen voorkomt. Als die naaimachine nu maar snel verkocht werd, had hij bedacht, zou ik blijven leven.

Tot zover de kosmos en zijn zogenaamde krachten want diezelfde middag meldde de koper zich alweer af en sleepte meneer K de dood (dan maar eigenhandig) naar de schuur. Daar staat hij nu. Tussen de muizen. Te wachten op een koper.

Reacties