Ieder zijn eigen kuil

Op deze foto lach ik nog (al is het als een boer met kiespijn) menszen, maar inwendig huil ik. T'is natuurlijk een bericht van niks, in deze bloederige aanslagenwereld, dat snap ik ook wel, en het zal jullie allemaal je reet oxideren, maar in de wereld van JG is het nogal wat. Ik sta hier namelijk op mijn pad. MIJN pad in Radio Kootwijk, vlakbij de plek waar ooit mijn hutje stond en waar ik ’s nachts dolgelukkig naar het burlen der herten luisterde. (Wie het geluid van geile herten niet kent, heeft niet geleefd.)

Afijn, dit pad dus. Sedert 247 jaar loop ik hier zo vaak als ik maar kan. Sterker, ik liep hier al toen ik nog niet bestond. Het pad nog niet bestond. Het pad en ik nog niet geboren waren. En als ik dood ben loop ik hier nog. Zo’n pad.

Nu komt het.

ER ZIJN STROOMDRAADHEKKEN OM MIJN PAD GEPLAATST! EN ER ZIT EEN KUIL IN!

Dit is allemaal heel erg. Ik kan er niet over uit. Waarom? Ik begrijp dat pad! Dat pad begrijpt mij! Wij maakten alles samen mee! Dat pad en ik. Ik en dat pad. Ik ben dat pad. Dat pad is mij. 

Internet leerde mij dat er wisenten naar de Veluwe komen. 80.000 jaar geleden schijnen die daar al rondgelopen te hebben, tussen het bochtige smele, de dekzandruggen. Het feit dat ze dat inmiddels niet meer doen zegt mij genoeg, misschien was de combinatie Veluwe en wisent gewoon niet zo’n gelukkige, maar nee, we gaan het tig duizend jaar later gewoon nóg eens proberen.

De Veluwe is groot. Dagen (nou ja, twee toch zeker wel) kun je er lopen zonder iemand tegen te komen en nergens botst je blik tegen menselijk falen op. Geen lantaarns, geen lichtvervuiling, geen niks niet. Er zijn herten, wilde zwijnen, raven, dassen, moeflons, reeën, kadavervelden, etc. Me dunkt dat dit genoeg is. Maar nee, dachten ze bij Staatsbosbeheer, er moet een bison bonasus bij. Een evenhoevige uit de familie der holhoornogige. Een bizon achtige. Kortom een wisent. Dat is leuk voor de mensen. Weet je wat? We zetten ze uit op het JG pad. Dat pad waar nooit iemand komt, behalve die rare in zichzelf pratende vrouw met die lange zwarte jas tot aan d’r enkels die leeuweriken nadoet of als een debiel staat te springen op het (immer verende) konijnenpad.

Over een paar weken komen ZE. Mijn pad is inmiddels omheind met speciale schrikdraadhekken. Herten kunnen eroverheen, dassen eronderdoor, maar geen JG die daar doorheen komt. Op de plek waar vorig jaar de leeuweriken nog zenuwlijerig boven het bochtige smele twinkeldingesten om hun nesten te beschermen ligt nu een vers gegraven kuil. Wisenten schijnen graag zandbaden te nemen. Het voorheen zo ongerepte landschap rondom mijn geliefde pad doet inmiddels denken aan het strand bij Scheveningen waar elke Duitser zijn eigen kuil heeft.


Ik heb waardig afscheid genomen van mijn pad. Heb het gegroet, bedankt en de rug toegekeerd. In de verte zag ik een dikke vette koekoek op een tak zitten die eigenlijk te klein voor hem was. Ik herkende direct de koekoek die denkt dat ie een heggenmus is. Het beest zat te koekoeën als een malle. Nooit eerder koekoekte hij zo hard, en dat weet ik, want die koekoek is ook van mij. Net als dat pad. Eigenlijk is de hele Veluwe van mij, maar dat weet Staatsbosbeheer nog niet, dus dat houd ik voorlopig stil.

Waarschijnlijk wilde de koekoek mij iets zeggen. Dat ik me niet zo debiel moest gedragen. Ik gewoon een andere boom moest zoeken om in te gaan zitten, kortom, moest doen alsof ik een heggenmus was. Dus bij deze. Je suis een koekoek. Een heggenmus, een wisent godbetert. Hopelijk helpt het een beetje.


Reacties