Dodenmaskers en MOREkoppen
Gisteren was ik met meneer K in het
MORE-museum in Gorssel waar ze (naar eigen zeggen) de grootste collectie in modern
realisme hebben. Willink, Pyke Koch, Charley Toorop, dat werk. Eigenlijk weet
ik niet wat we daar deden aangezien we allebei een poephekel hebben aan modern
realisme. Misschien was het de eindejaarsdepressie die al weken om mij heen
sluipt en die iets groots en lelijks zocht om tegen aan te schurken. Of zochten
we onbewust een lelijke manier om het jaar mee af te sluiten. Hetgeen dus best
goed gelukt is.
Toch was het heel gezellig. Ik hou
van Gorssel. Ik woon er slechts twintig minuten vandaan en begrijp de wereld
hier. De huisjes, de straten, de weg ernaartoe. Er is een dorpsschool met
vrolijke letters op de pui, een mooi gerestaureerd stationnetje, ik hou sowieso
erg van de Achterhoek. Oud landschap. Slingerend, lommerrijk, nou ja gewoon,
fijn. Warm. Geen gelul over dit of dat, heen en terug en nog een keer. Stoofpotlandschap. Een W.G van der Hulst wereld.
Het museum dus. Vlak na binnenkomst
in de marmeren tombe hing ik mijn jas op in de garderobe. Een suppoost kwam
achter ons aan en fotografeerde ons terwijl wij met kluisjes en muntjes stonden
te kutviolen. Ik schrok een beetje. Dacht de suppoost dat we potentiële
kunstcrmininelen waren en fotografeerde hij ons vast, voor het geval dat? Zagen
we er raar uit? Okay, meneer K kan met zijn kale en (meestal) wat norsige hoofd
prima voor crimineel doorgaan, maar ik toch niet, met mijn frisbeepinopet en
zoet King Louie jurkje? Ik had het natuurlijk moeten vragen, maar durfde niet.
Zoals verwacht was de meeste kunst
vreselijk. Weinig schwung, zwalk of zwier. Het leven een dood lijntje. Nou ja, het zal allemaal best knap zijn, maar je moet er denk ik van
houden. Mausoleumkunst. Wat dat betreft past het gebouw er uitstekend bij.
Alles in stijl.
Af en toe liep ik even naar het Jan
Mankes wandje om op te warmen. Want waar bijvoorbeeld Willink en Koch zoveel
mogelijk hun best hadden gedaan om al het leven op aarde uit de verf te trekken
tot ze een soort van dodenmaskerdoeken overhielden leek Mankes nu juist al die
verstoten warmte naar zich toe te trekken, te verzamelen in ontroerende parelhoenders, gemberpotjes en uiltjes.
Kwestie van smaak natuurlijk. Want
nogmaals: het zal allemaal vast RAZEND knap zijn. Het was er in ieder geval
teringdruk en ik zag niemand moeilijk kijken. Buiten dat vind ik het geweldig dat
er mensen met veel geld zijn die gebouwen uit de grond trekken en het
volstuffen met kunst, hoor, mooi of niet.
Toen ik voor de toiletruimte op meneer K stond te wachten kwam de suppoost weer een foto van me maken.
Voor de tweede keer keek ik behoorlijk stompzinnig en geschrokken in de camera,
ik bedoel, één keer, okay, maar dit was een beetje brutaal aan het worden. Gevaarlijk
ook, want met die eindejaarsdepressie op de loer ga ik bij het minste of
geringste denken dat er een wereldmacht onder de vloer doorsluipt die op zoek
is naar mij, omdat de duivel in mijn oogwit woont. En dat die suppoost eropuit
was gestuurd om het wit uit mijn ogen te vangen middels vage Iphonefoto’s.
Een andere reden kan ik niet
bedenken aangezien we daar al een half uur rondliepen zonder iets te stelen. Sowieso
hadden we niks onoirbaars gedaan. Meneer K fluisterde wel dingen in mijn oor
over wat ie allemaal met we wilde doen midden in al die kille doodsheid, maar
voegde nergens daden bij zijn woorden. We dronken braaf cappuccino, prezen de
bezoekersaantallen, de zwarte installatie van Hans op de Beeck, de schilderijen
van Dumas (2 stuks) en de foto’s van Erwin Olaf, aten een MOREkop, kortom, er
waren ook genoeg mooie en leuke dingen, hoor, daar in de kunsttempel van
Gorssel.
Zoals de museumwinkel bijvoorbeeld,
waar ik vlak voor het weggaan lang en innig over een Mankes koelkastmagneet
aaide. Die ik overigens niet kocht. Mankes hoort niet thuis op een koelkast.
Reacties
Een reactie posten