Vogelding


Dochter, terwijl we van haar studentenflat tussen andere flats door naar het Buikslotermeerplein in Amsterdam Noord lopen: Waarom kom je niet gezellig hier wonen, mam!

Ik: Ach, lieverd, dat wordt niks met mij. Ik kan toch niet zonder de bossen, de herten en de zwijnen.

Dochter, enthousiast naar drie uitgelichte stoeptegels wijzend waar een frisgroen boompje zijn stinkende best staat te doen: Kijk! Wij hebben hier ook natuur, hoor.

Ik: Haha. Grapjas.

Dochter: Nee, echt! Aan het eind van de straat, bij de tennisbaan bijvoorbeeld, staat een grote boom. En je hebt ‘het Twiske’.

Ik: ‘Het Twiske’ is toch geen natuur joh, mallie, dat is een park.

Dochter: Het A’damse bos dan!

Ik: Dat is toch geen bos joh, gekkie.

Dochter (streng): Je moet wel een beetje flexibel zijn, hè.

Ik: Nou ja, misschien later, ooit. Het lijkt me ook fijn om dichter bij jou en je broer te wonen, natuurlijk. Maar als ik mijn deur uitstap ben ik in een uur met de auto bij jullie. En als jij met het OV bij je broer (die aan de andere kant van de stad woont: JG) op bezoek wil, ben je net zolang bezig. Daarnaast woon ik in mijn eentje voor een paar honderd euro per maand in een huis met een beneden-en bovenverdieping, een grote groene voor-en achtertuin, én riante schuur en jullie wonen daar allemaal communegewijs voor 1000 euro per maand met tig man op elkaar gepropt in gestapelde kippenhokken.

Dochter: Ja, maar dan woon je wel in Amsterdám!

Ik: Dat bedoel ik.

Als we terug in haar flat zijn roep ik enthousiast terwijl ik naar het venster loop: Oh, wat is de boom voor je raam weer mooi groen! Geweldig, zeg.

Dochter: Ja, mooi hè. Allemaal natuur. Er zit zelfs zo’n vogelding in, heb je dat gezien?

Ik: Een vogelding?

Dochter: Ja joh, jeweetwel. Zo’n ding met vogels er in.

Ik: Je bedoelt een nest? Een vogelnest?

Dochter: Ja, man. Dat.



Reacties