Paskamer

De onder het bed gerolde kroon
trekt mild aan onze wangen
je hardkale kop waar het kwaad
van de wereld tegen afketst

In deze kamer draagt niemand zijn naam

Zijn je handen om mijn hals je ogen
de manier waarop je naar me kijkt
me elke ochtend uit-en-aankleedt
alsof je me voor het eerst

Je vingers tussen mijn kaken mijn mond
die gehoorzaam opent

En dat het zo wonderlijk is, zeg je
terwijl je mijn lippen
zacht dwingend uit elkaar duwt
mijn tong naar buiten lokt

Hoe ik er ineens was
met al mijn eigenwijze dingetjes
woordjes, wangetjes en kinnetjes

Het allemaal in deze kamer past


Tekening Kees van der Knaap (uit 'Vuurmakers', 2015)





Reacties