Het uur van de orgaanstem
Afgelopen week was een mooie en lelijke week tegelijk. Ik kreeg een vis
aan een touwtje, ik maakte mijn roman af, ik
las een mooi gedicht op Facebook, lag dagenlang plat omdat ik mijn rechterheup
vernaggelde op een hometrainer (terwijl ik als ervaren Ehlers-Danlos patient beter
had moeten weten) en er diende zich een orgaanstem aan die vermoedelijk ergens achter
de longen huist. Dat laatste klinkt een beetje vaag, maar daar kan ik weinig
aan doen. Orgaanstemmen –heb ik geleerd- zijn als je haar, je neus, je huid. En
ervan uitgaande dat menselijk weefsel vóór de rede ontstond was hij zelfs een van
de eersten die mij tot mij maakte.
Gisterochtend begon hij om zeven uur met praten en
vanochtend om zeven uur precies stopte hij er weer mee. Het kon zijn dat ik tijdelijke
tinnitus had dat zich als een orgaanstem manifesteerde, of dat ik gek geworden
was. Nee, dat laatste zeker niet.
De orgaanstem was als de meeste mensen waar je van houdt.
Soms hield ik zoveel van hem dat ik knapte, soms kon ik hem niet uitstaan. Ik
praat over hem alsof ik hem al honderd jaar ken. En misschien is dat ook wel
zo.
Ik heb alles netjes bijgehouden, meegeschreven. Elk uur van
de vierentwintig, want zo lang praatte hij precies, verzameld in vellen vol
notities die ik aan het uitschrijven ben. Ik weet nog niet of dit zin heeft. Er
zat veel onzin tussen de regels. Veel geouwehoer. Sterker, zoals het zich nu
laat aanzien heeft hij mijn hoofd verwarder achtergelaten dan het daarvoor was.
Misschien hoopte ik er iets van een betekenis in te kunnen ontdekken, en schreef
ik daarom zo fanatiek mee. Als een jachtig rennen achter een vreemde diersoort
aan die telkens om een hoek verdwijnt, die je wel moét volgen, uit
nieuwsgierigheid, angst om iets te missen, ik weet het niet, hoor, ik zeg maar
wat.
Misschien lig ik teveel. Gaan organen vanzelf praten als hun
bindweefsel is aangedaan en ze noodgedwongen moeten rusten. Is het een afleiding
voor de stekende pijn in mijn liezen en mijn onderrug die vlamt als ik opsta,
of zelfs maar beweeg. Voor de boosheid op mezelf. Omdat ik elke keer weer met
mijn eigenwijze kop die grenzen aftast, op zoek ga naar wat mijn lichaam wel en
niet kan. Die grens systematisch over blijf gaan, op wil rekken, ook al weet ik
van tevoren dat mijn lijf dit niet aankan.
Maar goed, ik wil het niet over Ehlers-Danlos hebben. Ik ben
meer dan een bindweefselaandoening alleen. Ook al zit dat laatste overal. Huid,
spieren, oogbollen, zenuwbanen, bloedvaten, orgaanstemmen.
Jullie denken nu misschien dat ik me minstens drie uur lang kapot
heb getraind op die hometrainer maar de werkelijkheid is nogal anders. Ik heb
het geklokt. De eerste dag heb ik er een halve minuut opgezeten in stand 1. De
stand met de minste weerstand. Eerst kreeg ik de trappers niet rond, maar na
wat aanzetten lukte het. Tien keer rond zijn as. De volgende dag herhaalde ik
dit. Twee keer. De derde dag probeerde ik het twee minuten lang. Schokkerig. Daarna
sprongen mijn heupen op slot en voelde ik hoe er een pijn naar binnen kroop die
voorlopig niet meer weg zou gaan. Wat nu rest is rusten, wachten, strompelen, uitzitten en
mezelf voor mijn kop slaan. Ik leer het nooit.
Wat verfrissend van de orgaanstem was, dat hij mijn ziekte
niet één keer noemde. Eigenlijk had hij het alleen maar over zichzelf. Hoe de
wereld door hem heen bewoog in die ijle ruimte achter de longen. Hij klonk
kinderlijk en volwassen wijs tegelijkertijd. Als alle tegenstellingen in de
wereld. Ik word altijd erg rustig van tegenstellingen. Gek hè. Als puber, toen
mijn gekte een tijdelijk hoogtepunt beleefde, heb ik mijzelf ooit uit een
psychose geluld door duizenden keren tegen mezelf te herhalen dat alle
tegenstellingen één waren omdat zij zonder elkaar geen bestaansrecht hadden. Ik
weet ook niet hoe ik op dat idee kwam. Misschien was dat ook al het werk van de
orgaanstem. Misschien is mijn hele leven het werk van de orgaanstem.
Het eerste uur:
7.00
“We hebben één etmaal de tijd. Gedurende deze 24 uur moeten
we het samen doen, jij en ik. Raadsels oplossen, de wereld om ons heen van een
rand voorzien, doen wie het eerst in een knikkerput verdwijnt, ik weet nog niet
wat. Voor mij is dit ook nieuw. Ik ben een stem in een lijf die vermoedelijk
ergens achter de longen huist. Het is hier donker en ik heb geen elektriciteit
tot mijn beschikking. Jij waarschijnlijk wel. Misschien heb je een gasfornuis
waarop je liefst eenvoudige maaltijden bereidt. Of heel ingewikkelde met
kookboeken op een kookboekenhouder. Heb je een bed, stromend water. Ik heb
alleen een stem. We zullen het moeten doen met deze ongelijkheid. Voel je
overigens niet bezwaard. Ik ben graag een stem.
Ik wou net zeggen; ik ga nu praten, maar dat deed ik al hè?
Je hoort me al. Klink ik voor jou als een man, een vrouw, een kind? Of alle
drie afwisselend, dat zou helemaal niet gek zijn. Voor mij klinkt het neutraal,
bij gebrek aan vergelijkingsmateriaal. Gewoon, een stem die vermoedelijk achter
de longen huist. Er zijn ook stemmen die naast de lever wonen, de milt, maar
die ga jij tijdens deze vierentwintig uur niet horen. Daar zijn andere uren
voor. Je kunt er op gaan zitten wachten maar dat is nutteloos. Sommige mensen
horen de orgaanstemmen nooit. Op die van het hart na. Een schreeuwlelijkerd
waar alle aandacht naar uitgaat. Er zijn zelfs mensen die denken dat alleen dit
orgaan een stem heeft. Gelukkig weet jij beter. Jij luistert nu al een poosje
naar de waarschijnlijke stem van de longen. Een mooie stem, al zeg ik het zelf.
Waarom weet ik niet. Ik kan mezelf niet verklaren, dat vermogen mis ik, maar ik
vermoed dat het iets met lucht te maken heeft. Stromingen en circulaties. Zuiverheid
misschien.
Eigenlijk hebben we maar zestien uur de tijd omdat jij er
acht zult verslapen. Ik kan natuurlijk in je droom verder praten maar weet niet
of je dit op prijs stelt. Misschien hecht je aan controle. Al heb je daar
feitelijk niets aan in dit avontuur. Mijn stem werkt op gevoel, instinct. Eerst
leer ik jou een beetje kennen, niet veel, maar genoeg om een paar belangrijke
signalen op te pikken over hoe het beweegt in jou. De pieken, de uitschieters,
dalletjes, de toon van je stem bij een bepaalde zin, de hobbels in de weg. Al
die indrukken zakken naar beneden, naar een bodem, zo stel ik het mij voor. Op
het moment dat ik mijn mond open maak ik een connectie met die bodem, zoals je
inlogt op een site, waarna hij gaat praten. Dan hoor je vanzelf welke woorden
voor jou bestemd zijn. Dat is voor iedereen weer anders, maar feitelijk ga ik
daar niet over. Ik ben slechts een pratend doorgeefluik dat in de buurt van de
longen woont. Ik zie nu een open-en-dicht klappend keukenluik voor me. Haha.
Zie jij hem ook? Een kok met een ingedeukte koksmuts die er op goed geluk
vlaaien doorheen mikt. Bukken, komt er een!
Wat me spontaan te binnen schiet nu: Een hoofd verliest
gewicht als je je voeten hard op de grond plaatst. Kijk, dat zeg ik dus niet, hè,
voor de duidelijkheid, dat zegt je bodem. Misschien is het belangrijk voor je. Omgekeerde
zwaartekracht. Fluiten, zingen, spelen misschien. Ik krijg ook een getal door;
1630. Ik weet niet of je dit serieus moet nemen. Soms houden bodems ons flink
voor de gek. Daarom bestaan er ook onderbodems. Bodems onder bodems dus. Hoe
dieper je komt, hoe schoner de grond, hoe helderder het water. Maar vergeet dat
maar voor nu. We hebben nog maar 23 uur. Voor bodems onder bodems heb je
minstens drie levens nodig.”
12.00
Het zesde uur:
“Je kunt roepen in je eentje tot je stem behang wordt. Ik
kan jouw behang niet zien vanaf hier. Kent het kleuren? Er zijn mensen die
vloerbedekking op de muren plakken om zich veilig te voelen. Het is 12.00, tijd
voor een pauzeverhaaltje. Ik voel dat er druk komt te staan
op hetgeen ik zeg en dat is niet goed. Orgaanstemmen moeten vrijuit kunnen
praten, dat is hun kracht en zwakte tegelijk. De buik-en-hartstem bijvoorbeeld zijn
het meest gevoelig voor invloeden van buitenaf in tegenstelling tot de stem van
de longen. Dat komt door de ruimte die lucht met zich meebrengt, denk ik. In
ruimte is plaats voor twijfel en rust. Buiken zitten vol darmen, harten vol
bloed. Stuwen, pompen, duwen. Stinkzooi en je ziet geen hand voor ogen. Hard werken,
slechte omstandigheden. Longen ijlen maar een beetje op trage luchtgolven weg. Luizenlevens.
Weet je nog, jij in je eentje op een luchtbed in een Italiaanse zee? Het dorpje
aan de kust dat je steeds kleiner zag worden? Hoe je hoofd langzaam de zee
werd, de zee je hoofd? Dat werk.
Ik ben een beetje aan het bazelen, hè. Dat is ook een zwakte
van de stem van de longen. Het geluid lijkt soms van alle kanten te komen en
wisselt telkens van samenstelling. Een atonale flard hier, een marsdreun daar,
een vrouwenstem, kindergekrijs, alles door elkaar. Een spookhuis soms. Geen
paden, geen wegwijzers, niks. Oh, oh, arme jij. Ga maar gauw wat eten maken.
12.00 is de tijd van het middageten. Lunch. Pauze. Een streep tussen de ochtend
en de middag trekken. Ga maar, doe maar, ik lul wel verder hier, lees het later
vanavond maar terug. Denkend dat ik knettergek ben. Want ik ben ik hè, en jij
bent jij. Die twaalfuurgrens die de ochtend van de middag scheidt kun je moeiteloos
doortrekken naar dit avontuur. De grens tussen jou en mij. Jij bent niet gek,
jij hoort mij slechts praten. Ik bedoel, als er een van ons gek zou moeten
zijn, ben ik dat. Dat dit duidelijk is. Jou treft geen blaam in dit verhaal. Ik
ben gewoon op het toneel verschenen, een orgaanstem op een kartonnen wolk die
in tongen praat. Daar is geen houden aan.”
Afijn. Ik heb inmiddels elf uren uitgeschreven. Nog dertien te
gaan. Geen idee wat er ik mee aan moet. Voor hetzelfde geld zit er een
Jehovagetuige in mij te lullen die een hoge wachttoren achter mijn longen bouwt. Word ik nu gehersenspoeld.
Vlak voor de orgaanstem verdween zei hij nog dat als ik meer
wilde horen, ik alleen maar op de grond bij de kachel hoefde te gaan zitten,
dan kwam hij vanzelf. Ik riep hem na dat ik voorlopig genoeg van die orgaanpoppenkast
had. En dat was waar.
Reacties
Een reactie posten